Menu

Waarom een Rozenkruiser

Uit: Sprokkelingen, van Max Heindel.

23  Waarom ik een Rozenkruiser ben.

Tijdens openbare voordrachten komt het vaak voor dat de spreker uiteenzet waarom hij of zij Baptist, Methodist of Christian Scientist is en wat dit voor de betreffende persoon betekent. Vaak vragen studenten mij hen te helpen bij het aan hun omgeving duidelijk maken waarom zij de leer van de Oudere Broeders die door de Rosicrucian Fellowship verspreid wordt, hebben aangenomen en hoger achten dan het geloof dat zij hebben verlaten. Daarom wil ik trachten van die reden een beknopte samenvatting te geven. Er zijn ongetwijfeld meer redenen te bedenken die evengoed of zelfs beter zijn waarmee wat hier gezegd wordt kan worden aangevuld.
Vooraf dient gezegd dat zij die de leer van de Rosicrucian Fellowship bestuderen zich geen Rozenkruiser noemen. Deze benaming is alleen aan de Oudere Broeders, die de hiërofanten van de westerse wijsheidsleer zijn, voorbehouden. In geestelijke ontwikkeling staan zij even ver boven de grootst levende heilige, als die heilige boven de laagste afgodendienaar.
Als ons levensscheepje door een gunstige wind van gezondheid en voorspoed zich op een kalme zee voortbeweegt; als er vele vrienden zijn die klaarstaan ons te helpen bij het verzinnen van genoegens die ons nog meer kunnen laten genieten van de wereldse goederen; als onze sociale positie en politiek macht het mogelijk maakt al onze wensen, op welk gebied dan ook, te vervullen, schijnen wij met recht te kunnen zeggen dat de wereld ons toelacht. Maar als aan de kalme zee van voorspoed een eind komt en stormen van tegenspoed ons op de rotsen hebben doen schipbreuk lijden en de golven van ellende ons dreigen te verzwelgen; als onze vrienden ons in de steek laten en er niemand is die ons helpt, dienen wij uit te zien naar een leidsman in de hemel, zoals de zeeman als hij zijn schip over de woeste wateren stuurt.
Maar als de kapitein de hemel afzoekt naar een ster waarop hij een veilige koers kan uitzetten, bemerkt hij dat het hele uitspansel in beroering is. Dan is het noodlottig één van de vele zichtbare dwaalsterren te volgen. Om aan de gestelde eisen te voldoen moet de ster, die als gids dient, onbeweeglijk en vast op zijn plaats blijven. Er is er maar één die aan die voorwaarden voldoet, de poolster. Geleid door de poolster kan de stuurman zijn schip in goed vertrouwen richting geven en naar een veilige haven voeren. Evenzo zal ook degene die naar een leidsman uitziet waarop hij in momenten van verdriet en tegenspoed kan vertrouwen tot een religie toetreden die gegrondvest is op eeuwige wetten en onwrikbare beginselen. Zij moet in staat zijn het mysterie van het leven op een logische manier te verklaren zodat het verstand wordt bevredigd en bovendien een stelsel van toewijding bevat die aan het hart voldoening schenkt, zodat aan beide facetten in het leven wordt rechtgedaan. Alleen wanneer een mens een duidelijke en verstandelijke voorstelling van het plan van menselijke ontwikkeling heeft, kan hij zich hier mee verbinden. Als duidelijk is dat dit plan in hoge mate weldadig en goed is, dat alles door goddelijk liefde wordt bestuurd, zal dit vroeg of laat in hem oprechte toewijding en instemming wakker roepen om een medewerker van God in zijn werk in de wereld te worden.
Wanneer zoekenden aan de deur van de kerk kloppen om een eind aan hun verdriet te maken, kunnen zij niet met dooddoeners tevreden worden gesteld, als dat dit Gods wil is dat men verdriet heeft en lijdt en dat Hij in zijn goddelijke voorzienigheid het nodig vond hem te straffen, dat men dit als een teken moeten zien dat Hij hen als zijn geliefde kinderen beschouwt en dat men tevreden moet zijn, wat er ook gebeurt. Zij kunnen Gods gerechtigheid niet herkennen in het feit dat hij sommigen rijk maakt en velen arm, enkelen gezond en sterk en velen ziekelijk en dat het maar al te vaak voorkomt dat het de slechten voor de wind gaat en de deugdzamen gebrek lijden.
De leer van het Rozenkruis geeft een helder en logisch inzicht betreffende de wereld en de mens en lokt vragen uit in plaats van die [bij voorbaat] te verbieden. Op die manier zal de zoeker naar geestelijke waarheid verstandelijk tevreden worden gesteld. De leer is zuiver wetenschappelijk en daarnaast eveneens in overeenstemming met het christendom. Voor inlichtingen over de levensproblemen verwijst zij naar wetten die in hun toepassing even onveranderlijk zijn als de Poolster die aan de hemel staat.
Hoewel de aarde met duizelingwekkende snelheid om haar as draait, kunnen wij op elke plek op de wereld veilig gaan staan omdat de zwaartekracht verhindert dat wij in de ruimte worden geslingerd. Wij weten dat de wet van de zwaartekracht eeuwig is; zij zal niet vandaag van kracht zijn en morgen worden opgeheven. Als wij van een hydraulische lift gebruik maken, vertrouwen wij geheel op de waterkolom, omdat deze vloeistof minder samendrukbaar is dan de meeste vaste stoffen. Die eigenschap gold gisteren netzo als vandaag, ja, geldt voor altijd. Als dit ook maar voor een paar seconden niet het geval zou zijn, zou dit de dood van duizenden mensen veroorzaken. Maar deze wet is onveranderlijk en daarom vertrouwen wij erop.
De wet van oorzaak en gevolg is eveneens onveranderlijk. Als wij een steen in de lucht gooien keert hij door de wet van de zwaartekracht beslist naar de aarde terug. ‘Wat de mens zaait, zal hij ook oogsten’ drukt deze wet in morele zin uit. ‘Gods molens malen langzaam, maar uiterst fijn.’ Als eenmaal een handeling verricht is zal ooit daarop een reactie volgen, netzo als een steen die in de lucht geworpen weer tot de aarde terugkeert.
Het is duidelijk dat elke oorzaak, die wij in dit leven in werking stellen, ook in dit leven zijn gevolg heeft. Zij moet dus ergens anders en op een ander tijdstip haar gevolg hebben, of de wet zou haar geldigheid verloren moeten hebben; een veronderstelling die even absurd is als dat de zwaartekracht tijdelijk buiten werking kan worden gesteld, want in beide gevallen zou de kosmos tot chaos vervallen.
De leer van het Rozenkruis verklaart dit door te stellen dat de mens een geestelijk wezen is, dat in de school des levens zijn latente geestelijke vermogens moet ontwikkelen en dat, om dit te bereiken, er vele levens in een aards lichaam van steeds fijnere structuur nodig zijn, die hem in staat stellen zich steeds beter uit te drukken. In de laagste groepen van deze ontwikkelingsschool bezit de mens nog maar weinig vermogens. Iedere levensdag krijgt hij in de ochtend van zijn jeugd op school lessen die hij leren moet. ’s Avonds, als hij oud en grijs is, legt de dood hem te slapen, zodat hij van zijn arbeid kan uitrusten, tot de dageraad van een nieuwe levensdag hem wekt, waarop hij een nieuw kinderlichaam en nieuwe lessen ontvangt. Elke dag helpt ‘ervaring’ – de leraar van die school – hem om enige levenslessen te leren en wordt hij langzamerhand steeds bedrevener en ervarener. Eens zal hij de gehele cursus van de school – die zowel het opbouwen als het gebruiken van zijn lichamen omvat – hebben geleerd.
Als wij daarom iemand ontmoeten die over maar weinig vermogens beschikt, dan weten wij dat hij een jonge ziel is, die nog maar enkele dagen op de school des levens zit. Als wij echter iemand met een prachtig karakter ontdekken, herkennen wij daarin een oudere ziel die veel tijd heeft besteed aan het leren van zijn lessen. Daarom twijfelen wij niet aan Gods liefde als wij die ongelijkheid in het leven zien, omdat wij weten dat wij allemaal in de loop der tijd volmaakt zullen zijn zoals onze Vader in de Hemel volmaakt is.
De Rozenkruisersleer neemt ook de angel uit de zwaarste van alle beproevingen weg, het verlies van onze geliefden, zelfs als zij tot de zogenaamde zwarte schapen hebben behoord. Want wij weten, dat het een reëel feit is, dat wij ons in God bewegen, in Hem leven en bestaan. Want als er ook maar een enkeling verloren zou gaan, zou er een deel van God zelf verloren gaan en een dergelijke veronderstelling is absurd. Onder de onveranderlijke wet van oorzaak en gevolg zijn wij in de toekomst verplicht onze geliefden later, onder andere omstandigheden, weer te ontmoeten en wordt de liefde die ons bindt, voortgezet totdat zij volledig tot uitdrukking is gekomen. Als een steen die vanaf de aarde omhoog wordt gegooid in de lucht zou blijven zweven, zouden de natuurwetten geweld worden aangedaan. Onder dezelfde, onveranderlijke wetten, moeten zij, die naar hoger sferen gingen, terugkeren. Christus zei: ‘Gij moet wedergeboren worden’ en ‘Als ik tot mijn Vader ga, zal ik terugkeren.’
Hoewel ons verstand diep in de mysteriën van het leven kan doordringen, bestaat er nog een hoger stadium, namelijk echte eerstehands kennis. Het is een feit dat het voorgaande betoog door iedereen aan de werkelijkheid kan worden getoetst, omdat wij allemaal latent een zesde zintuig bezitten. Dat zal ons ooit in staat stellen de geestelijke wereld net zo duidelijk te aanschouwen als wij nu de wereldse aangelegenheden waarnemen. In de loop van onze ontwikkeling zal dit zesde zintuig door ons allen worden ontwikkeld. Er zijn bepaalde methoden om dat nu reeds te doen als men daarvoor de nodige tijd en moeite wil nemen. Sommigen deden dit en vertelden ons van hun reizen in de geestelijke wereld. Wij geloven hun bevinding evenzeer als wij de verhalen geloven van mensen die Afrika of Australië hebben bezocht. Evengoed als wij zeggen dat wij weten dat de aarde om haar as draait en zich in een baan om de zon beweegt, omdat geleerden, die deze feiten geconstateerd hebben, ons hierover hebben geïnformeerd. Daarom kunnen wij eveneens zeggen, dat wij weten dat de doden leven en dat wij allen, dood of levend, hetzij in ons lichaam of daarbuiten, omgeven worden door de liefde van onze Hemelse Vader, buiten wiens wil zelfs het kleinste musje niet ter aarde valt. Hij zorgt voor alles en richt onze schreden volgens zijn plan om onze geestelijke krachten zo goed mogelijk te ontwikkelen.
Daarom volgen wij de logische en ook het gevoel bevredigende leer van het Rozenkruis in plaats van andere stelsels en nodigen wij anderen die dit geluk ook willen leren kennen uit, haar te onderzoeken.